Eis werknemer
Werknemer stelt zijn werkgever aansprakelijk voor materieel en immaterieel leed welke hij als gevolg van het ongeval heeft. Verder eist de werknemer een bedrag van 4806,- euro voor overige kosten. Ten slotte eist de werknemer dat de proceskosten en nakosten door de werkgever betaald worden.
Werknemer stelt deze eisen en beroept zich op het verzaken van de zorgplicht van de werkgever. Werkgever gaat niet akkoord en wijst de aansprakelijkheid af.
Het verweer
Werkgever ontkent dat het ongeval op de betreffende datum heeft plaatsgevonden en zet vraagtekens bij de aard van het bedrijfsongeval waarvoor de werkgever aansprakelijk gehouden wordt. Werkgever stelt dat er geen dunne plastic plaat lag maar een dikkere ruwe plaat.
Beoordeling
Het verweer dat het bedrijfsongeval niet heeft plaatsgevonden is onjuist omdat via camerabeelden het bedrijfsongeval is opgenomen. Op de videobeelden is te zien dat een collega hulp geboden heeft aan de eiser door hem overeind te helpen. Deze collega heeft later nog gevraagd hoe het met de eiser was. Als gevolg van deze val en het letsel is eiser ook naar de arts geweest. In het medisch dossier staat dat het letsel waar de eiser last van heeft het gevolg kan zijn van een val zoals eiser schetst. Verder lag de plastic plaat daadwerkelijk los (wat uit beeldmateriaal blijkt) en is het aannemelijk dat deze plaat er lag in plaats van de dikkere ruwe plaat zoals de werkgever beweert.
De rechter beoordeelt dat de werknemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden.
Ten slotte stelt de rechter dat de werkomgeving in het pand van de werkgever niet voldoet aan de Arbo-eisen. Hierbij komt de conclusie dat de werkgever zeer nalatig is geweest in zijn zorgplicht.
Uitspraak
De rechter stelt de werknemer in het gelijk. Op grond van art. 7:658 is de werkgever verantwoordelijk voor het bedrijfsongeval en de rechter wijst alle eisen van de werknemer toe. De rechter verwijt de werkgever dat hij het bedrijfsongeval betwist heeft. Dat is geen goed werkgeverschap, aldus de rechter.
Bibliografie
ECLI:NL:RBDHA:2020:11628, 8502078 RL EXPL 20-8066 (Den Haag Oktober 14, 2020).