Voor Veiligheidskundigen is het niet alleen van belang om inzicht te hebben in hoe de zorgplicht voor werkgevers wordt ingevuld, maar ook om zich bewust te worden van het mogelijke risico dat de zorgplicht voor opdrachtnemers met zich meebrengt.
Wendy Franken is senior bedrijfsjurist en verbonden aan Kader. Zij geeft tijdens de opleiding HVK de module Aansprakelijkheid en verzorgt op 7 oktober een Masterclass Aansprakelijkheid voor Veiligheidskundigen.
In dit artikel gaat zij in op twee uitspraken die de werkgeversaansprakelijkheid betreffen: in beide gevallen is er sprake van een gebroken pols; in beide gevallen wordt aansprakelijkheid door de werkgever van de hand gewezen. Daarbij is het interessant dat in beide gevallen ook de kantonrechter in eerste aanleg de werkgeversaansprakelijkheid van de hand wijst. In beide gevallen wordt de werkgever in Hoger Beroep echter wel degelijk als de aan te spreken partij gezien. De werkgevers hebben de zorgplicht geschonden. Wendy Franken schetst hieronder het (juridische) verloop van beide gevallen.
Casus 1 Groenteteler
Medewerkster heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar gesloten bij een groenteteler, in de functie van plukster.
Op een werkdag heeft zij groente geplukt in een cel. Tijdens haar werkzaamheden is zij van de cel naar de gang gelopen om lege bakjes te halen. Bij de ingang van de cel is ze gevallen. Er zijn geen getuigen. Zij is diezelfde dag naar het ziekenhuis gebracht. Daar is vastgesteld dat haar pols was gebroken. De medewerkster stelt haar werkgever voor het ongeval aansprakelijk. De werkgever heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
De medewerkster stelt haar werkgever aansprakelijk in een procedure bij de kantonrechter. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij in de uitoefening van haar arbeid is gevallen en dat de werkgever op grond van het bepaalde in artikel 7:658, lid 1 en/of lid 4[1] BW aansprakelijk zijn/is voor het ongeval.
Kantonrechter[2]
De kantonrechter heeft overwogen dat de werkgever niet kan worden verweten dat zij is tekortgeschoten in haar zorgplicht en om die reden niet aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW, noch op andere gronden.
Hoger beroep
De medewerkster heeft Hoger Beroep ingesteld tegen dit vonnis. Haar vorderingen bestaan onder andere uit het verzoek tot vernietiging van het kantonvonnis en het alsnog toewijzen van aansprakelijkheid aan de werkgever.
Verweer werkgever: wel aan zorgplicht voldaan
De werkgever voert als verweer aan dat zij de verplichtingen die voor haar voortvloeien uit het bepaalde in artikel 7:658, lid 1 BW is nagekomen, zodat hij om die reden niet aansprakelijk is voor de schade.
Ter onderbouwing van haar verweer heeft de werkgever gewezen op de navolgende omstandigheden en door haar getroffen maatregelen:
– de vloer ter plekke van het ongeval was voldoende stroef en in elk geval niet glad;
– de vloer ter plekke van het ongeval was ten tijde van het ongeval schoon;
– er is in een maand voor het ongeval een risico-inventarisatie en evaluatie uitgevoerd;
– bij indiensttreding krijgen werknemers instructies over hygiëne en het veilig werken met lorries;
– om ongevallen te voorkomen moet de vloer geregeld worden schoongemaakt en dat is ook gebeurd;
– de werkgever schrijft het dragen van deugdelijke werkschoenen voor en medewerkster droeg die ook.
De werkgever voert op grond hiervan aan dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden.
Hof: toch niet aan zorgplicht voldaan
De werkgever voert zelf aan dat in de risico-inventarisatie en – evaluatie is onderkend dat een risico bestaat dat medewerkers uitglijden. Naar zij zelf aanvoert vermeldt de inventarisatie dienaangaande:
“Houdt blijvend toezicht op gebruik van schoenen met voldoende stroeve zolen.”
Dit voorschrift sluit op zich echter niet uit dat zich onder de schoen in dat profiel resten van het productieproces kunnen verzamelen, waardoor het profiel zijn werking verliest en de zolen niet langer voldoende stroef zijn om uitglijden te voorkomen.
Dit risico kan worden uitgesloten of beperkt door op de overgang van de teeltcellen naar de gang roosters, borstels of matten te plaatsen waarop een medewerker het gedragen schoeisel kan reinigen door zijn/haar voeten te vegen of af te kloppen. Zoals hiervoor al is overwogen, blijkt uit de foto’s dat een dergelijke maatregel, die op zich geen bijzondere bouwkundige ingrepen vergt en relatief goedkoop en eenvoudig is te treffen, niet is getroffen.
In deze omstandigheden van dit specifieke geval heeft de werkgever aldus niet voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Het Hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en verklaart dat de werkgever jegens medewerkster aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van het haar overkomen arbeidsongeval. [3]
Casus 2 Chauffeur
Een vrachtwagenchauffeur is, terwijl hij in opdracht van werkgever bezig was met laadwerkzaamheden, ten val gekomen, waarbij hij zijn pols heeft gebroken en dus schade heeft geleden. Hij was onder stormachtige omstandigheden bezig met het laden van vracht. De chauffeur stelt de werkgever aansprakelijk.
Kantonrechter[4]
De kantonrechter heeft ook de vordering van de chauffeur afgewezen in eerste aanleg.
Hoger Beroep
Ook de chauffeur is in hoger beroep gegaan en heeft alsnog aansprakelijkheid van de werkgever gevorderd.
Verweer werkgever: wel aan zorgplicht voldaan
De werkgever heeft gesteld dat zij de in lid 1 van artikel 7:658 BW genoemde verplichtingen is nagekomen. In dit verband heeft zij gesteld dat de vrachtwagens en trailers modern, degelijk en goed onderhouden waren en dat deze jaarlijks gekeurd werden. Zij heeft haar chauffeurs instructies heeft gegeven, onder meer door middel van het chauffeurshandboek, en haar zorgplicht brengt overigens niet mee dat zij de chauffeurs diende te waarschuwen voor de algemeen bekende gevaren van windstoten bij storm.
In dat verband wijst zij erop dat zij de chauffeur ‘gelet op de instructies hoe om te gaan met de zeilen en zijn lange werkervaring, niet expliciet hoefde te waarschuwen voor het risico dat het zeil ten gevolge van een windstoot kon opbollen’. Verder betoogt zij dat ook niet gewaarschuwde mensen weten dat harde wind vat kan krijgen op een zeil, hetgeen een algemeen bekend risico is, en dat een specifieke instructie over het (niet) vastmaken van de spanbanden, het vasthouden van de lus en het (niet)ontkoppelen van de duwstang niet voorkomen had kunnen worden nu het ongeval een ‘act of God’ was.
Hof: toch niet aan zorgplicht voldaan
Vaststaat dat de trailer/oplegger waarmee het ongeluk heeft plaatsgevonden aan de zijkant was voorzien van een zeil en aan de achterzijde een deur had. Wanneer een grote vracht moest worden geladen, moest het zeil worden geopend. Om het zeil te kunnen openen moesten eerst de spanbanden worden losgemaakt, waarna de stang uit de basis kon worden gelicht.
Werkgever heeft ter illustratie van haar stelling dat zij de chauffeur instructies heeft gegeven, gewezen op een ‘handleiding voor chauffeurs’ die aan hem is verstrekt en die in diens vrachtwagen lag. In deze handleiding, die in het Nederlands is opgesteld terwijl de chauffeur nauwelijks Nederlands spreekt, staat echter niet vermeld hoe een chauffeur bij slechte weersomstandigheden zoals bij harde wind het zeil van de trailer moet openen, zodat het enkele verstrekken van dit handboek onvoldoende is.
Tijdens de mondelinge behandeling bij dit hof heeft (de advocaat van) werkgever aangevoerd dat de chauffeur wist hoe hij zijn werkzaamheden moest uitvoeren en dat hij geen extra instructie nodig had omdat de opleiding tot professioneel chauffeur ook een theoretisch deel over veiligheid bevat, maar het hof acht dit onvoldoende.
Tenslotte faalt ook het betoog van werkgever dat zij de chauffeur niet had behoeven te waarschuwen voor het algemeen bekende gevaar van harde wind. Het gaat hier immers niet om een algemeen gevaar van harde wind, maar om een specifiek gevaar verbonden aan het laden en lossen van vracht bij harde windstoten, in dit geval het gevaar dat een chauffeur bij de uitvoering van zijn werkzaamheden onder die omstandigheden kan lopen bij het openen van het zeil.
De slotsom luidt dat het hoger beroep slaagt en dat het bestreden vonnis, zoals in de hoofdzaak gewezen moet worden vernietigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof de werkgever in de kosten van beide instanties veroordelen.[2]
Juridisch kader omtrent zorgplicht werkgever
De uit artikel 7:658 lid 1 BW voortvloeiende zorgplicht houdt in dat de werkgever voor het verrichten van arbeid zodanige maatregelen treft en aanwijzingen geeft als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval.
Weliswaar is met de zorgplicht van de werkgever niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van (bijzondere risico’s bij) arbeidsongevallen. Maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade.
Voorts vereist artikel 7:658 lid 1 BW een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen, alsmede van de organisatie van de betrokken werkzaamheden. Bovendien dient de werkgever op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht te houden op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies.
Bij de beoordeling welke maatregelen van de werkgever kunnen worden gevergd dient grote betekenis te worden gehecht aan het ervaringsfeit dat het dagelijks verkeren in een bepaalde werksituatie de werknemer er licht toe zal brengen niet alle voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is.
Rol Veiligheidskundige
Stel, een externe (Hogere) Veiligheidskundige gaat een overeenkomst van opdracht aan met de opdrachtgever. In art. 7:401 BW is bepaald dat de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Ten aanzien van beroepsbeoefenaren is de norm of de opdrachtnemer heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te dezen te werk zou zijn gegaan. Doordat een veiligheidskundige gecertificeerd is[3] wordt daarmee reeds een garantie afgegeven van de mate van deskundigheid en ervaring.
Hetgeen in de overeenkomst van opdracht staat omschreven is dus essentieel om te kunnen bepalen waarvoor je aansprakelijk kunt worden gesteld. Bij de overeenkomst van opdracht behoort ook vaak een set algemene voorwaarden. Ook daarin staat vaak een bepaling over aansprakelijkheid.
Stel nu, dat aan een veiligheidskundige als bedoeld in artikel 14, lid 1 sub a. Arbowet door de werkgever een opdracht zou zijn verleend welke erop ziet dat de gecertificeerde veiligheidskundige de risico-inventarisatie en -evaluatie te toetsen en daarover te adviseren én het plan van aanpak[1] dient te beoordelen en aan te vullen waar nodig.
Bij casus 1 (groentekweker) is vermeld dat in de RI&E wel vermeld stond:
“Houd blijvend toezicht op gebruik van schoenen met voldoende stroeve zolen.”
De werkgever heeft die instructie nageleefd, echter heeft vervolgens – kort gezegd – nagelaten om ervoor te zorgen dat het oppervlakte waarover voortbewogen moest worden óók voldoende stroef bleef. De aanvulling van het plan van aanpak met deze eenvoudige oplossing mag verwacht worden van een professionele veiligheidskundige.
Indien deze aanvulling aldus zou zijn uitgebleven, dan durf ik vanuit juridisch oogpunt te stellen dat de veiligheidskundige tenminste de zorgplicht voortvloeiende uit de opdracht heeft geschonden en ligt (het doorleggen van) aansprakelijkheid op de loer.
Wendy Franken – Senior bedrijfsjurist – Trainer bij Kader